Een sweet spot van een objectief is de f-waarde (diafragma) waarop het objectief het scherpst is. Het is verstandig om te weten welk diafragma de beste prestaties neerzet want daarmee kun je de scherpste foto’s maken. Een objectief presteert bij elk diafragma anders en het is zonde als je foto’s worden verpest door het gebruik van een verkeerd diafragma.
Het is belangrijk om te weten dat objectieven onderling niet gelijk presteren, ook niet over het hele bereik van een objectief. Over het algemeen kan worden gezegd dat een objectief het beste presteert wanneer er gefotografeerd wordt met een diafragma van f/8 of f/11.
Diafragmeren
Een voorbeeld:
Een 18 – 200 mm f/3.5 – 5.6 objectief zal bij 18 millimeter volledig scherp zijn bij een diafragma (f-waarde) van 5.6 en bij 200 millimeter pas bij diafragma f/8. Bij beide uitersten is het diafragma verschillend.
Elk objectief heeft bij de grootste diafragma opening (lage f-waarde) last van kwaliteitsverlies. Hoeveel, dat verschilt per objectief. Dit komt door de constructie van het objectief. De scherpte van de foto, in zowel het midden als de hoeken, neemt vaak toe als er een halve stop tot anderhalve stop extra wordt gediafragmeerd.
Dat betekent in de meeste gevallen dat een objectief met een diafragma van f/2.8 scherper is bij f/4 dan bij f/2.8. Het 18-200mm objectief uit het voorbeeld is bij 18mm scherp met een diafragma van f/5.6 en op 200mm met een diafragma van f/8.
Vaak worden bij reviews dit soort gegevens besproken. Voor mijn Canon EF 17-55mm f/2.8 IS USM is bijvoorbeeld op de website van The-Digital-Picture.com informatie te vinden over de vignettering, vervorming en de lens flare.
Dat soort informatie over de lensafwijkingen van een objectief is belangrijk om te weten. Je kunt dan beter inschatten wat de beeldkwaliteit van een objectief is!
De sweet spot achterhalen
Je kunt de volgende stappen nemen om de sweet spot van jouw objectief te achterhalen.
- Plak een stuk krant met veel tekst op een muur. (Bijvoorbeeld koersuitslagen)
- Plaats de camera op een statief of een andere stevige ondergrond
- Plaats het objectief recht voor het papier.
- Stel scherp op het papier. (Zorg dat alle AF-punten oplichten wanneer de ontspanknop half ingedrukt wordt.)
- Begin met foto’s maken. Begin met het laagste f-waarde van het objectief. Gebruik daarvoor de volgende diafragma’s (indien je objectief dit ondersteunt):
- f/2.8
- f/4
- f/5.6
- f/8
- f/11
- f/16
- f/22
- Optioneel: maak per brandpuntsafstand foto’s om de kwaliteit van tussenliggende brandpuntsafstanden te bepalen. In het geval van een 18 – 200 mm objectief:
- 18 mm
- 24 mm
- 50 mm
- 80 mm
- 135 mm
- 170 mm
- 200 mm
- Bekijk elke foto op de computer. Zoom in tot 100% om de verschillen in kwaliteit te bekijken.
- Bepaal per foto welke f-waarde (bij elk brandpuntsafstand) voor jou de scherpste foto oplevert en noteer dit.
Wanneer er zich een situatie voordoet waarop een scherpe foto belangrijk is, bijvoorbeeld bij landschapfotografie of groepsfotografie, dan kun je het lijstje erbij pakken. Dan weet je altijd welk diafragma er het beste bij past.
Er zijn fotografen die deze stappen per objectief uitvoeren. Daarbij maken zij lijstjes per objectief waarmee zij later kunnen bepalen welke objectief in een situatie het beste presteert!
(Stappen zijn overgenomen van N-Photo)